Ontsmetten met perazijnzuur
Verwijderen van bacteriologische besmetting (E.coli)
|
Toepassingen van perazijnzuur in waswater groenten
en fruit in versnijderijen*
Perazijnzuur is verkrijgbaar als een vloeibaar
mengsel van azijnzuur, waterstofperoxide, perazijnzuur en water en heeft een pH
lager dan 2. Perazijnzuur inactiveert bacteriën trager dan chloor (bij
vergelijkbare concentratie), maar reageert veel minder snel met organische
materie in het waswater. Het waterstofperoxide in het mengsel heeft ook een
zekere antimicrobiële waarde, maar die is aanzienlijk lager dan van het
perazijnzuur.
Perazijnzuur kan in een breed pH interval gebruikt
worden. Een pH beneden 8,2 is aan te raden, want bij een pH boven 8,2
vermindert het desinfecterend vermogen. Het verlagen van de pH daarentegen
verbetert enigszins het desinfecterend vermogen.
Tijdens het wasproces moet een residuele waarde
perazijnzuur behouden worden om de antimicrobiële werking te garanderen. Er
wordt aangeraden om tijdens het wasproces een constant residu van 40-50 mg/l
perazijnzuur te behouden. Om dergelijk residu te behouden, dient
continu/periodiek perazijnzuur toegediend te worden, daar het weg reageert door
reactie met organische stoffen in het water en verdunningseffecten door
waterverversing. Dergelijke concentraties perazijnzuur hebben ook een effect op
de microbiologie op de verse groenten en fruit en mogelijks op de sensoriële en nutritionele
kwaliteit (effect vergroot met toenemende contacttijd en concentratie), en dit
dient dan ook getest te worden voor implementatie. Perazijnzuur kan gemeten
worden met de N,N diethyl-p-phenyldiamine (DPD) methode voor totaal chloor,
waarbij eerst het resterende waterstofperoxide geneutraliseerd wordt met
katalase.
Perazijnzuur vormt geen of nauwelijks schadelijke
desinfectienevenproducten. Perazijnzuur-oplossingen verliezen tijdens bewaring
sneller hun actief ingrediënt wanneer de stock-oplossing lager dan 10% of hoger
dan 15 % ligt. Er wordt dan ook aangeraden commerciële PAA oplossingen van 10 –
15 % aan te schaffen. Ook vertonen oplossingen > 15 % een bepaalde graad van
explosiviteit. Bij het manueel toedienen van perazijnzuur wordt uit
veiligheidsoverwegingen soms het gebruik van een 5 % oplossing aangeraden.
Desinfectantia worden niet alleen verbruikt bij het
doden van micro-organismen, maar ook door reactie met organisch materiaal (CZV)
dat accumuleert in het waswater door het wassen van groenten en fruit. Vooral
bij het versnijden van groenen en fruit komen sappen vrij die deze waarden doen
oplopen. Door hergebruik accumuleert de organische belasting in het waswater.
Het is van belang dat er een zekere hoeveelheid ‘vrij’ desinfectant ten allen
tijde aanwezig is in het waswater om kruiscontaminatie te vermijden. Daarom
dient het verbruikte desinfectant aangevuld te worden om een residuele waarde
aan desinfectant in het water te garanderen. Perazijnzuur is stabieler in de
nabijheid van organisch materiaal dan andere chemische oxidantia. Daarom krijgt
het een hoge score bij toenemende organische belasting, gemeten als UV 254 nm
na filtratie door een 0.45 µm (UV 254 (F)). Deze waarde correleert beter met de
stabiliteit van perazijnzuur in waswater dan de COD waarde.
Afhankelijk van de gemeten UV 254 (F) waarde werd
een techniekscore meegegeven gelinkt aan het gebruik van perazijnzuur bij het
verwijderen van E. coli:
In alle
gemeten gevallen van UV 254 (F) < 2,0 in waswater is de stabiliteit van
perazijnzuur zeer hoog à techniekscore 100
De scores worden bepaald op basis van reactiviteit
van de desinfectantia met organisch materiaal. Daarom is het van belang om
zowel de E. coli contaminatie als de CZV/UV 254 (F) te meten en gezamenlijk te
evalueren. De techniekscore kan verbeterd worden door de CZV-druk te
verlangen. Er zijn een aantal mogelijke waterbehandelingen
beschikbaar voor het verlagen van de CZV/turbiditeit in het waswater, zoals
membraanprocessen, zandfiltratie, biodegradatie, oxidatieprocessen, actief kool
etc. Vooralsnog is coagulatie-flocculatie de enige techniek die
bestudeerd is geweest in deze context en meer bepaald voor verwijderen van CZV
in waswater van bladgroenten. Waswater van bladgroenten bestaat hoofdzakelijk
uit oplosbare CZV. Uit studies bleek dat coagulatie van dit waswater met
chitosan quasi al de deeltjes verwijderde maar nagenoeg geen oplosbare CZV en
bijgevolg slechts een beperkt deel van de totale CZV verwijderde. Bijgevolg is
coagulatie (als alleenstaande techniek) niet interessant om CZV te verlagen in
waswater van bladgroenten. In verband met andere waswaters is minder geweten,
maar één van de meest bepalende factoren is het aandeel aan organische deeltjes
ten opzichte van de totale CZV.
* Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door de Europese
gemeenschap via het zevende kaderprogramma (FP7) onder
subsidieovereenkomt nr. 244994 (project VEG-i-TRADE).
|
|